![]() |
![]() |
|
![]() ![]()
Algemeen
|
De momenteel meest toegepaste manier, de zogeheten nivi-stijl van saris draperen is tussen 1920 en 1930 gangbaar geworden bij stedelijke en gegoede Indiase vrouwen. Je zou hierdoor bijna vergeten dat er talrijke andere manieren bestaan om je in een sari te hullen. De verschillende gebieden, stammen en bevolkingsgroepen hebben allemaal een eigen traditie. Tegenwoordig worden de meeste saris op hun plaats gehouden door een koord dat eerst strak rond het middel wordt geknoopt, of door de nauwsluitende band van een onderrok. In dit geval kan de sari, berekend naar de Indiase frêle postuurtjes, ± 90 cm minder lang zijn en is 5 à 6 meter stof voldoende. Voor onze Europese maten kun je beter 6 à 7 meter aanhouden. In het verleden gebruikte men als strakke tailleband de eerste 90 cm (Indiase maat!) van de sari zelf. De bovenrand werd strak rond het middel geknoopt, en de plooien en vouwen die de rok of de broek gingen vormen, werden hierin weggestoken. Hiervoor hadden Indiase vrouwen 6 à 7 meter stof nodig, maar wij zeker een flinke meter meer.
De basis is altijd hetzelfde binnenkant, buitenkant, onderkant, bovenkant
Bekijk de lap goed want hij heeft een binnenkant en een buitenkant. Hiermee bedoel ik niet alleen het weefsel, maar ook het rijke patroon waarmee een der uiteinden is versierd. Het mooie uiteinde is de sleep die los over de schouder wordt gehangen. Hij vormt de buitenkant van de wikkeling en komt als laatste aan bod. Met het niet versierde deel moet je dus beginnen. Ook nu moet je opletten want echte sari's hebben ook nog een versiering aan de zoom. De rand moet dus aan de onderkant komen. Neem de punt van het begindeel waaraan geen rand zit, en leg hier een knoop in. Die voorkomt dat het beginpunt ooit uit de tailleband zal glijden. |
![]()
|
![]() |
[Algemeen] [Begin] [Noordelijk]
|
![]() |